BRUSSEL 23/02 – Lage rugpijn is een zeer frequent probleem. De eerstelijnstherapie bestaat in paracetamol en NSAID’s, maar lage rugpijn is vaak te wijten aan nociceptieve én neuropathische componenten en die moet je dan ook tegelijkertijd aanpakken.
Met een goede anamnese kan je meestal de oorzaak van lage rugpijn achterhalen: fractuur, trauma, discushernia, radiculopathie, botmetastase, bacteriële infectie … Meestal leert een anamnese ook of het gaat om een neuropathische pijn (brandende pijn, gevoel van mieren, prikkelingen) dan wel een mechanische pijn door discuslijden (trekkingen of pijn die verandert bij verandering van houding). Standaardröntgenfoto’s in staande houding geven al belangrijke biomechanische informatie. Andere beeldvormingsonderzoeken zoals een MRI brengen zelden meer bij. De eerstelijnstherapie bestaat klassiek in paracetamol, NSAID’s en COX-2-remmers samen met een maagbeschermend middel bij oudere patiënten en patiënten met comorbiditeit.
Een gemengde pijn
Chronische lage rugpijn omvat een nociceptieve en een neuropathische component. Bij degeneratie van een tussenwervelschijf bijvoorbeeld treedt penetratie van pijnvezels op die worden samengedrukt. Dat veroorzaakt een neuropathische pijn. Het is belangrijk beide componenten te behandelen. De helft van de ouderen die NSAID’s innemen wegens rugpijn, neemt die geneesmiddelen 3-6 maanden later nog altijd in. Dat wijst op residuele symptomen die niet verdwijnen met de behandeling. Vaak worden dan conform de Europese richtlijnen opiaten of zelfs antidepressiva voorgeschreven. Dat multifactoriële aspect van chronische lage rugpijn wordt vaak miskend en niet behandeld. Recente studies tonen evenwel aan dat 20-55% van de patiënten met een waarschijnlijkheid van meer dan 90% een neuropathische component vertoont, die de symptomen verergert.
Een meta-analyse van de behandelingen
Een overzicht van de literatuur die tussen 1990 en 2011 werd gepubliceerd,1 toont aan dat een combinatie van pregabaline en een COX-2-remmer of een opiaat efficiënter is dan een monotherapie en niet meer bijwerkingen veroorzaakt. Celecoxib alleen verlaagde de pijn met 12,4%, pregabaline met 10,4% en de combinatie van de twee verminderde de pijn met 38,2%. De pijn verminderde het sterkst (51,8%) met een combinatie van pregabaline + celecoxib bij patiënten met een LANSS-score > 12 (Leeds Assessment of Neuropathic Symptoms and Signs). De consumptie van pregabaline verminderde meer als het werd gecombineerd met celecoxib, dan als het in monotherapie werd gebruikt. De situatie is vergelijkbaar met pregabaline + buprenorfine: de score op de VAS verminderde sterk met de combinatie dan met buprenorfine alleen (p < 0,01).
Eenheid maakt macht
De combinatie pregabaline/celecoxib lost de symptomen beter op dan een monotherapie. De auteurs pleiten dan ook voor een multimodale aanpak op maat van lage rugpijn met een combinatie van geneesmiddelen met verschillende werkingsmechanismen om zowel de nociceptieve als de neuropathische component te beteugelen.